Erosie, landbeheer en biodiversiteit in agrarisch gebied

Geelgors en grauwe en blauwe kiekendief als symbool voor goed landbeheer zonder erosie en mét biodiversiteit.


Weg onder de modder. Foto Jules Robijns

Gewassen op het veld bedolven onder afgespoelde leem. Foto Jules Robijns

Modderstromen alom

2 juni 2008 was het weer zover. Een enorme wolkbreuk. Modder stroomt massaal van de hellende akkers met maïs op nog blote, onbegroeide grond en met opgehoogde aardappelen waartussen de geulen als afvoergreppels fungeren. Hele velden waar de gewassen wegspoelen of onder een dikke modderstrook bedolven worden. Ondergelopen woningen en straten. Kasseiwegen die gewoon weggespoeld zijn. Beken en greppels die de piekbelasting niet kunnen slikken en waarin een dikke laag leem achterblijft… Bierbeekdorp is ondergelopen en de verbinding Bierbeek- Neervelp is onderbroken. Opvelp met daarin de Velpestraat is één grote rivier, Neervelp van hetzelfde. Vertrijk en bijhorende verbinding met Boutersem: alles is ondergelopen. Massa’s leem afgezet in het hooiland rond het kapelletje van Sint-Lucia ter hoogte van de kerk van Vertrijk. De weg tussen Willebringen en Honsem is niet te nemen en nog erger is het in Honsem. Meldert, Hoksem en Hoegaarden: de lager gelegen delen liggen onder een dikke laag modder. In het gehucht Nerm kunnen de koeien amper uit de stal gered worden. Grote delen van bietenvelden, aardappelakkers en maïsvelden zijn ondergelopen en grote delen van de akkers liggen zelfs weken nadien nog bedolven onder modder. Tonnen van de beste leemgrond is weggespoeld en afgezet in riolen, greppels, kelders, huizen en tuinvijvertjes, natuurgebieden en beken. Overal waar je komt, zie je mensen kuisen, zelfs nog weken nadien. Zéér triestig. Langs de voordeur naar binnen en langs de achterdeur naar buiten of omgekeerd. Vele weken een muffe geur in huis, naast de vele ongemakken en de schade. Een uitzonderlijke wolkbreuk. Ja, inderdaad. Maar hoe uitzonderlijk is dit wel? Elk jaar is er schade en om de twee tot vier jaar zeer grote schade.


Na de wolkbreuk. Bemerk de modderlijn op gevel en auto. Foto Jules Robijns

Schade vermijden: inherente verantwoordelijkheid van de landbouwexploitatie

Vroeger waren de percelen kleiner, met perceelsranden waardoor de afstroming kon worden geremd. Vele kanten en stroken zijn verdwenen, ook de standaard-1 meter-(braak)stroken die langs alle veldwegen van 3 m breed in theorie aanwezig zouden moeten zijn, zijn amper te vinden. Elk jaar verdwijnen nog taluds. Zoals verleden jaar in het Schoor te Meldert. In het structuurplan van de ruilverkaveling was opgenomen dat deze talud zou versterkt worden. Finaal gebeurde dit niet, integendeel, elk jaar werd de talud iets meer ingeploegd. Er werd een bouwvergunning aangevraagd om de talud te effenen, maar die werd geweigerd. Sinds vorig jaar is de talud weggeploegd, zonder vergunning, zoals zovele taluds en landschapselementen. In de ruilverkaveling Hoegaarden werden een hele reeks voorziene stroken niet aangelegd en aangelegde stroken die niet aan Natuurpunt toegewezen werden, verdwenen schil per schil, omgeploegd jaar na jaar.


Rumsdorp onder de modder in 2007. Foto Jules Robijns.
Terwijl sommige landbouwers voorbeeldig erosiestroken aanleggen, ploegen andere de taluds weg of spuiten bermen dood. Niet alleen in Hoegaarden, maar op vele plaatsen, bijvoorbeeld in Bierbeek tussen Molensteen en Kattestraat. Ook tussen Honsem en Babelom werd verleden jaar de enige strook houtige gewassen in erosiegevoelig gebied verwijderd. In de ruilverkaveling Hoegaarden werd een melkveebedrijf herplaatst op de flank van de Nermbeek om hier permanent grasland te maken en zo de erosie tegen te gaan. Nu, negen jaar later, is een deel van het grasland gescheurd en is het een hellende maïsakker geworden. Door het stopzetten van de verplichte braakregeling zijn er ook braakakkers, die een bufferende werking hadden, verdwenen en omgezet in maïs. Het is duidelijk dat erosie samenhangt met de teeltwijzen binnen het reliëfrijke landschap in de leemstreek. Het is even duidelijk dat erosie kapitaalvernietigend is voor de landbouw, maar ook directe schade berokkend aan alle functies in het landschap en binnen de nabijgelegen dorpsbebouwing. Erosiebestrijding behoort dus tot de goede landbouwpraktijk. Het is een evidentie om te verwachten dat de nodige maatregelen genomen worden op het niveau van het landschap, van de percelen en van teeltwijzen. Zoiets kan niet totaal vrijblijvend zijn, maar behoort tot de inherente verantwoordelijkheid van de exploitatie. De schade die veroorzaakt wordt, is immers te groot om dit over te laten aan vrijblijvendheid.


Duorand nabij Kloosterburen (Groningen). Links de ‘korte’ strook, rechts de niet gemaaide ‘ruige’ strook. Het is een efficiënte buffer naar de sloot toe. Roofvogels zoals de drie soorten kiekendieven tonen een sterke voorkeur voor de randen als jachtgebied. Foto Olivier Dochy
Verantwoordelijkheid opnemen en nieuw beleid ontwikkelen

Het is duidelijk dat er veel strikter zal moeten toegezien worden op het behoud van de aanwezige taluds en van erosieremmende landschapselementen die het landschap doorkruisen. Schouders van holle wegen zullen zodanig moeten behouden of ontwikkeld worden dat ze robuust genoeg zijn om niet bij de eerste regenvlaag door te breken. Strikter moet er ook toegezien worden dat de standaard-1 meter-stroken langsheen de wegen behouden blijven en als grazige bermen hun rol als erosiebestrijder kunnen spelen. Ga na zo’n wolkbreuk maar eens het verschil bekijken tussen wegen met grasbermen en wegen waar er geploegd is tot op de rand van het perceel! Goede landbouwpraktijk betekent dat bij het telen van hakvruchten (bieten, aardappelen) en maïs, die zeer erosiebevorderend zijn op hellende percelen (groter dan b.v. 4 ha), er standaard een brede erosieremmende strook zou moeten voorzien worden. Niet vrijblijvend maar inherent aan de teelt. Als we naar de toekomst kijken, zou juist hier een beleid kunnen gevoerd worden waar erosiebestrijding, landbeheer, landschapsversterking en behoud van de biodiversiteit hand in hand gaan en waarbij landbouw, recreatie en natuur en landschap elkaar zouden vinden.

Akkervogels ook de verantwoordelijkheid van de landbouw. Triorandenbeheer: een oplossing

Onze akkervogels verdwijnen! Het akkerlandschap dreigt een biologische woestijn te worden. Het kan ook anders, waarbij een hoogproductieve en economische landbouw met een toekomst voor de boeren verzoend wordt met goed landbeheer, erosiebestrijding, een attractief landschap en biodiversiteit. We hoeven maar te kijken naar een project met de bijhorende successen dat in het grootschalige akkerland van Groningen plaatsvindt. Daar worden brede stroken aangelegd die beheerd worden volgens het zgn triorandenbeheer. Een brede strook van 20 m wordt opgedeeld in drie: het eerste deel van 3 à 6 m wordt éénmaal per jaar gemaaid na het broedseizoen, het tweede deel van 6 à 10 m wordt éénmaal om de 2 of 3 jaar gemaaid en het derde deel mag ontwikkelen tot ruigte en struweel. Deze trioranden zijn bijzonder effectief tegen afspoeling en erosie, ze zijn effectief voor de buffering van waterlopen en gaan inspoeling tegen van nitraten in het watersysteem. Tezelfdertijd zijn ze effectief voor het behoud van agrobiodiversiteit en biodiversiteit in het algemeen. Op basis van zulke maatregelen krijgen de akkervogels zoals veldleeuwerik, gele kwik en de verschillende gorzensoorten terug kansen. In Groningen kon zich aldus een zeer bloeiende populatie van de grauwe kiekendief vestigen. Belangrijk is de vaststelling dat zulke stroken om effectief te zijn, een breedte van circa 20 m moeten hebben. Dit zou een voorwaarde moeten zijn bij de beheersoverkomsten ‘Beheer akkervogels’. De huidige maatregelen doen eerder denken aan een homeopathisch recept van verdunning van een verdunning van een verdunning tot de 10de macht. Zowel de vrijblijvende erosiebestrijding (als het past maar niet als het nodig is) als de huidige beheersoverkomsten lukken er niet in om het tij te keren en hebben vooral als effect dat ze een heel ambtelijk apparaat op de been brengen en de bewindslieden en beleidsverantwoordelijken het alibi geven dat ze er mee bezig zijn, zonder dat het zoden aan de dijk zet.


Juveniele blauwe kiekendief te Outgaarden, zomer 2007: de blauwe kiekendief is een soort van de Europese Habitatrichtlijn en kan mits een gedurfd gecombineerd beheer erosiebestrijding, landbeheer en versterking landschap en biodiversiteit met het triorandenbeheer uitgroeien tot het symbool van het Haspengouws agrarisch landschap waar hoogproductieve landbouw, een kwaliteitsvol landschap en een hoge biodiversiteit hand in hand gaan. Foto Freek Verdonckt

Gemeenschapsgeld voor gemeenschapsdoelen en liefst effectief en resultaatsgericht

Het is duidelijk dat een nieuwe, geïntegreerde aanpak nodig is waarbij doelstellingen van landbeheer, erosiebestrijding, waterbeheer en versterking van natuur, landschap en biodiversiteit in één beweging gerealiseerd kunnen worden en waarbij er tezelfdertijd ruimte gegeven wordt aan de landbouw, zonder de landelijke samenleving op te zadelen met de gevolgen van ondoordachte landbouwpraktijken. Daar waar de huidige platgemaaide erosiestroken zonder enige meerwaarde qua biodiversiteit en landschap feitelijk tot de verantwoordelijkheid van het individueel erosiegevoelig perceel behoren, betekent het triorandenbeheer een win/win benadering waarbij de gemeenschap de landbouwer gerust financieel kan ondersteunen. Door gemeenschapsgelden voor de landbouw juist naar zulke effectieve en efficiënte win/win-projecten te sturen kan men vanuit het principe ‘gemeenschapsgeld voor gemeenschapsdoelen’ middelen voor de landbouw en de individuele boer op een verantwoorde manier beschikbaar stellen. Maar dit kan niet vrijblijvend want een keten is maar zo sterk als de zwakste schakel. Het is zoals bij waterbeheer waar reeds van in de middeleeuwen vanuit een gedefinieerd algemeen belang kon opgetreden worden. Als we hierin slagen, zullen er velen gelukkig zijn. De landbouwer met zijn vergoeding en het behoud van zijn beste grond die niet langer wegspoelt, de gemeenten die tonnen onderhoudskosten aan wegen, straten en infrastructuur kunnen uitsparen, de vele inwoners die om de twee jaar alles moeten opkuisen en de verzekeringsinstellingen die nu herhaaldelijk moeten tussenkomen voor schade die eigenlijk grotelijks vermijdbaar is. Hopelijk zitten de verzekeringsmaatschappijen mee op de eerste rij om maatregelen zoals het triorandenbeheer te bevorderen en aan te moedigen.

Conclusie? Andere aanpak nodig: geintegreerd, gecombineerd en niet vrijblijvend

Het is duidelijk dat een andere aanpak nodig is om telkens opnieuw schade te voorkomen, want de huidige aanpak is niet effectief. Het is al evenzeer duidelijk dat er systemen moeten gezocht worden die tot een win/win situatie leiden en meer kwaliteit geven aan de streek. Laat ons lessen trekken en resoluut kiezen om samen structureel voor gecombineerde en geïntegreerde oplossingen te kiezen. En dus voor toekomstgerichte landbouw als economische drager van de streek tezamen met erosiebestrijding, landbeheer, versterking van agrarische natuur en landschap, belevingswaarde en minder schade vanuit de afvloeiende akkers aan wegen, straten, tuinen en woningen. In een landschap waarbij voor zulke maatregelen gekozen wordt, is er ruimte voor geel- en grauwe gors, voor patrijs en veldleeuwerik, voor grauwe en blauwe kiekendief, én voor een hoge landbouwproductie maar dan zonder overlast voor alle aanwezigen in datzelfde landschap!

Hugo Abts

Effectieve erosiebufferstroken tevens een kans voor de natuur en de biodiversiteit

De huidige erosiebufferstroken waarvoor de boeren kunnen vergoed worden, zijn vrijwel altijd monotone raaigrastapijten die reeds vroeg en frequent mogen gemaaid, bespoten en bemest worden en tevens als wendakker gebruikt worden. Op die manier is de meerwaarde voor natuur (en landschap) uiterst beperkt.Akkervogels zoals patrijs, veldleeuwerik, kwartel, grauwe gors en gele kwikstaart worden door deze stroken langs akkers in intensief agrarische gebieden aangetrokken. Helaas worden de meeste van deze broedvogels uitgemaaid door de vroege en frequente maaidata. Door het zeer intensieve beheer zijn er geen groeikansen voor andere planten dan ingezaaid raaigras. Daarbij komt nog het tijdelijke karakter van deze stroken (contracten van 5 jaar) waardoor ecologische vallen gecreëerd worden zodat je wel moet besluiten dat dit beter kan.

Extensivering en fasering van het gevoerde beheer en aanpassing van zaadmengsels zou de biodiversiteit in erosiebufferstroken aanzienlijk kunnen verhogen. Dergelijke aanpassingen in het beheer zouden ook een meerwaarde kunnen zijn in de erosiebestrijding. Het gebruik van verschillende grassoorten waaronder o.a. pakketten pollenvormende grassen en fasering van het maaibeheer zodat er altijd een strook hoog gras aanwezig is, zorgt voor een meer bufferende werking dan de huidige raaigrasgazons en vergt slechts een kleine aanpassing in de huidge pakketten van beheerovereenkomsten. Door minder te maaien gaan de kosten voor maaien en verplaatsingen van de landbouwer tevens omlaag.
De andere grasbufferstroken (natuur en milieu) kennen een iets extensiever beheer maar ook hier zou aanpassing van maaidata (afhankelijk van locatie) en zaaimengsels een aanzienlijke meerwaarde voor de biodiversiteit kunnen opleveren

Een aantal goed gesitueerde brede stroken zou een permanent en duurzaam karakter moeten krijgen. Dan pas zouden deze dure maatregelen een echte meerwaarde kunnen betekenen voor natuur en landschap. Momenteel is natuurverwerving de enige garantie op duurzame natuur. In de meest intensieve akkerbouwgebieden moet gestreefd worden naar een bepaald areaal aan groene infrastructuur. In dergelijke gebieden situeren natuurwaarden zich vooral langs de nog aanwezige lijnvormige landschapselementen zoals holle wegen, bermen en graften. Het aandeel vlakvormige natuur (waardevolle graslanden, struwelen, braakliggende percelen) is zeer beperkt en door recente afschaffing van de EU-grasbraak zeer sterk achteruitgegaan.

Door het combineren van meerdere maatregelen op de meest kansrijke plaatsen kunnen er nieuwe groene ruggegraten ontwikkeld worden in intensieve akkerbouwgebieden op de leemplateaus in Zuidoost-Brabant. Zo kan er op een groot gebruiksperceel langsheen een brede erosiestrook (21 meter) een duostrook van 12 meter aangelegd worden. Langsheen deze stroken kan je dan de jaren dat er een graangewas geteeld wordt een graanrand laten staan tot na de daaropvolgende winter. De brede grasstrook die gefaseerd gemaaid moet worden (triostrook van max 33 meter), kan aan heel wat typische akkersoorten overlevingskansen bieden.